Buitenspelen

Tijdens de pandemie voelde ik me vooral machteloos en moedeloos, maar de nieuwe hindernissen, die maar op ons af blijven komen, lijken op een of andere manier mijn strijdvaardigheid aan te wakkeren.

Het begon met de calamiteiten die mijn moestuin tegen de vlakte sloegen. Het was juist die tegenslag die me opeens energie gaf om aan de slag te gaan.

Op dezelfde manier probeer ik nu naar de nieuwe uitdagingen te kijken. Er staat een winter voor de deur die niet comfortabeler zal zijn dan de vorige. Dat was nochtans het plan: ik zou een of twee nieuwe verwarmingstoestellen aankopen en een aangename en stabielere temperatuur in huis hebben. Maar mijn budget voor dit jaar is op onverklaarbare wijze geslonken, de energie- en andere prijzen zijn hier ook aan het stijgen, en toestellen aankopen en meer elektriciteit verbruiken is voorlopig niet aan de orde.

De oplossing waarop ik broed is: veel meer buiten spelen dan ik doorgaans in de winter doe. En wat kan ik zoal buiten doen? Wandelen, joggen, sprokkelen, de moestuin onderhouden, de wadi afwerken, het kerkhof verder opknappen, het dorp netjes houden enz. Ik hoef er niet lang over na te denken, er is genoeg te doen.

Het nieuwe is: mijn dag anders indelen:

  • Een beetje langer in bed blijven.
  • Na het opstaan meteen naar buiten gaan en een ochtendwandeling of -loopje doen.
  • Als ik dan goed opgewarmd ben nog even in de tuin gaan rommelen.
  • Vaste werkuren: twee tijdspannes per dag
  • Tussendoor naar buiten gaan
  • Avondwandeling en sprokkelen
  • Lezen in bed (met een warme kruik erbij)

Anders is: meer tijd buitenshuis doorbrengen, maar ook:  de (computer-)werktijd afbakenen en binnen die tijd beter focussen en dus sneller klaar zijn met de geplande taken.

Als dat lukt, zal ik minder elektriciteit en brandhout verbruiken en toch geen kou hebben. En ik kan nog een paar voordelen bedenken: de moestuin zal floreren en mijn conditie zal er wel bij varen.

Misschien lijkt dit makkelijk praten, ik woon immers in een omgeving die uitnodigt om naar buiten te gaan. Hoe zou ik het doen als ik in de stad zou wonen? Ik denk dat ik meer zou wandelen en fietsen en ik zou stiekem een stukje grond in een park of op een kerkhof adopteren en dat netjes houden en er misschien wel iets planten, of er in ieder geval de natuur gaan observeren met PlantNet en BirdNet.

Is dat een naïeve gedachte? Op welke manier zouden jullie deze winter wat meer gaan buitenspelen?

Het ware verhaal van Colombe

Bij mijn huisje staat een poortje dat het weggetje langs mijn huis met de straat, de rue de l’église, verbindt. Dat poortje doet dienst als deurbel, want bezoekers moeten er zo hard aan rukken om het open te krijgen, dat ik aan het morrelen èn het morren hoor dat er iemand op het erf komt. Maar gisteren, nadat ik even naar de moestuin was geweest, had ik het open laten staan. En, ik had het kunnen weten, het was zondag, er waren wandelaars in het dorp. Ik hoorde stemmen bij de kerk en even later zag ik door het open raam van mijn woonkamer een dame langs mijn huis lopen. 

‘Doe dat niet!’ hoor ik iemand roepen, ‘dat is een woonhuis!’

De dame kijkt een paar tellen naar het achterste gedeelte van mijn huis en keert dan terug naar de straatkant. 

‘Ik denk dat het gerestaureerd wordt,’ zegt ze. 

Ik hoor de stemmen wegsterven en sla verder geen acht op deze zondagse toeristen.

Even later, wanneer ik een paar flessen naar de glasbak breng, zie ik hen picknicken bij de fontein en een uur later hangen ze nog steeds rond in het dorp. Als ik een paar tomaten uit de moestuin wil gaan halen, spreekt de dame mij aan. 

‘Woont u hier?’ vraagt ze. Ik knik. 

‘Het hele jaar door?’

‘Ja.’

‘Al lang?’

‘Deze week, precies acht jaar,’ zeg ik.

‘Mijn vriend heeft hier familie op het kerkhof liggen,’ zegt ze. 

Ze wijst naar de kerkhofmuur en ik zie er het hoofd van een oudere man bovenuit steken. Hij kijkt in onze richting en komt vervolgens naar ons toe. 

‘Mijn vader heeft hier gewoond,’ zegt hij, ‘hij heette Garrigue’. Ik knik opnieuw want toevallig ken ik alle namen op de zerken van ons kleine kerkhof. 

‘Ooit ben ik met mijn vader op zoek gegaan naar zijn geboortehuis, Mas Nou, het ligt aan de andere kant van de berg. Er woonde toen een Belg. Hij wilde ons niet binnenlaten.’ 

‘Jullie hadden maar niet moeten weggaan,’ had de toenmalige eigenaar gezegd.

Het klinkt bitter en ik schaam me een beetje voor die onhoffelijke landgenoot. 

‘En mijn moeder,’ gaat hij verder, ‘heette Trabis.’

Mijn hart maakt een sprongetje.

‘Colombe Trabis?’ vraag ik.

‘Dat was haar grootmoeder.’

‘Oh,’ zeg ik, ‘het graf van Michel en Colombe, dat ken ik goed. Ik heb er een boek over geschreven… Ik bedoel, ik werd geïnspireerd door hun namen en door het leeftijdsverschil,’ stamel ik. 

Dat ik een boek heb geschreven lijkt niet veel indruk te maken, we gaan nog even door over het leeftijdsverschil. 

‘Colombe is heel oud geworden,’ zegt de man. ‘Nochtans heeft ze tyfus gehad. Want haar dochter, mijn grootmoeder is toen teruggekeerd naar Glorianes om voor haar moeder te zorgen. Helaas werd ze zelf besmet en stierf ze eraan. Ze was amper veertig. Terwijl Colombe zesentachtig is geworden. Ze woonde achter de kerk.’

Mijn mond valt open. 

‘Achter de kerk?’

‘Ja, we zijn er even gaan kijken, maar we durfden er niet binnen te gaan.’

‘Maar… dat is waar ik woon,’ zeg ik.

‘Er waren twee huisjes, zij woonde in het laatste.’

‘Dat klopt,’ zeg ik, ‘mijn huis bestaat uit twee piepkleine huisjes. Colombe woonde dus in mijn keuken.’

Helemaal van slag, vraag ik of ze misschien de binnenkant van de kerk willen zien. Dat willen ze graag en ik haal de sleutel. Ze vinden de kerk heel mooi, maar een beetje vuil. 

‘Heb je geen stofzuiger?’ vraagt de man. 

‘Jawel, zeg ik, maar het is er dit jaar nog niet van gekomen om de kerk te poetsen. Dat doen we gewoonlijk een keer per jaar.’

‘Ik wil je wel komen helpen,’ zegt de vrouw. Zij is Spaanse, vertelt ze me. Ze heet Angela, en niet Amparo, zoals ik een ogenblik fantaseerde. 

Ze bedanken mij en nemen afscheid. 

Met knikkende knieën ga ik terug naar mijn huis. Het huis waar Colombe en Michel hebben gewoond. In mijn keuken. Na een tijdje besef ik dat ik die mensen niet eens heb uitgenodigd om naar mijn huis te komen kijken. Ik haast me naar de plaats waar hun auto stond, maar ze zijn al weg. 

In de witte gids vind ik een Angela C. die in Ria-Sirach woont. Ze heeft nog een vast nummer. Ze klinkt blij verrast als ze mijn naam hoort. Ja, ze komen graag nog een keertje terug.  En ze zullen het familieboekje, met alle geboorte- en sterfdata erin, meebrengen.

De gedenkplaat op het graf van Colombe en Michel op het kerkhof van Glorianes

De achterkant van mijn huisje, waar Colombe nog lang na de dood van Michel heeft gewoond.

Verrassing

De herfst begint eindelijk op herfst te lijken. De blaadjes kleuren en vallen, het wordt frisser en in het dorp ruikt het naar houtvuur. De zon toont haar zachtste kant, het is ideaal weer om blaadjes te gaan vegen op het kerkhof.

Een van de graven heeft blijkbaar dit weekend bezoek gekregen. Het is het graf van La Picote. Het graf van Thérèse is mooi versierd met verse bloemen, hulst en een levende chrysant.

Mijn hoop dat de mensen door mijn actie minder plastic bloemen naar het kerkhof zouden brengen is met deze al een eerste keer vervuld. Een hoop die ik tijdens de gemeenteraad had uitgesproken en die door ten minste één dorpeling werd opgepikt.

Meer dan dit overweldigende succes durf ik dit jaar niet te verwachten. Maar het is een begin.

20171023_101119

Familie

Op het kerkhofje van Glorianes staan hoofdzakelijk verweesde kruisen, waarvan niemand weet voor wie ze ooit geplaatst zijn. Veel valt er niet aan te restaureren, ik kan alleen hier en daar een scheefgezakt kruis recht wringen en met wat stenen en plantjes er opnieuw een waardig graf van maken.

Er zijn ook drie parkjes, graven van familieleden die bij elkaar mogen liggen en met een soort omheininkje afgezonderd zijn van de rest. Het zijn de graven die ik als laatste heb opgeruimd omdat ik ze niet mooi vond en niet goed wist hoe ik ze aantrekkelijker kon maken. Ik heb me dan maar beperkt tot het verwijderen van droog gras en rotte bladeren. De lege plastic bloempotten heb ik weggehaald en de kunststof bloemen heb ik rechtgezet en bij elkaar geschikt.

Het werd er niet echt mooier op, maar terwijl ik ermee bezig was, las ik de namen en de data op de geëmailleerde hartjes die met ijzerdraad aan de kruisen bevestigd zijn. Er kwamen allerlei vragen in me op: Waaraan is Paulette Soler, zo jong, amper twintig, gestorven? Was Jean Soler haar vader? En is er een verband tussen zijn en haar dood? Nee, waarschijnlijk niet, het kan geen besmettelijke ziekte geweest zijn, want hij was al meer dan anderhalf jaar eerder overleden. En wie was Eloi Coste? Een aangetrouwde oom? Of misschien Paulettes grootvader van moederskant? Maar waar is de moeder dan? Van Joseph Pierre Soler is de sterfdatum niet te ontcijferen. Ik weet alleen dat hij 46 jaar geworden is.

Zoveel vragen, waarop ik nooit een antwoord zal krijgen. Maar terwijl ik hun laatste rustplaats in de mate van het mogelijke opknap, word ik mij er sterk van bewust dat het ooit levende mensen waren. Mensen die pijn en verdriet, vreugde en geluk hebben gekend. Verliefd zijn geweest. Afgewezen of getrouwd, vader of moeder zijn geweest.

Het enige wat ik bijna zeker weet is dat deze mensen in Glorianes hebben gewoond. En daardoor zijn ze nu ook een beetje familie van mij.

Adopteer eens een graf

Dit heb ik niet zelf bedacht. Het bestaat! In Nederland en ook in België kun je graven adopteren. Meestal zijn het monumenten of graven van oorlogsslachtoffers die ter adoptie aangeboden worden. Toen ik jaren geleden nog lid was van Epitaaf, een organisatie die onder meer rondleidingen op de Brusselse begraafplaatsen organiseert, was er al sprake van. En nu kan het bijvoorbeeld ook in Waregem of in Gent.

Zelf heb ik onlangs een heel kerkhof, met maar liefst dertig graven, geadopteerd. Er is geen stichting of een ingewikkelde procedure bij te pas gekomen. Ik heb me gewoon tot moeder van ons verkommerde kerkhofje uitgeroepen.

Hoe knap je nu dertig graven op? Wel, gewoon eentje per dag. Elke dag kies ik er eentje uit, ik knip het droge gras wat bij en ik plant er een of meer nieuwe plantjes op. Die plantjes haal ik gewoon uit het bos of langs de kant van de weg. Heel wat vetplantjes laten zich zonder weerstand verplaatsen. Gewoon een deel van het plantje oprapen en neerleggen op een nieuwe plek. Het moederplantje groeit snel weer aan en het dochterplantje nestelt zich op de nieuwe plek. Planten die zich diep inwortelen zoals tijm of lavendel, vragen wat meer graafwerk, maar je kunt natuurlijk ook een bloeiend plantje kopen in een bloemen- of plantenwinkel. Als je het plantje maar in de aarde plant en bij langdurige droogte af en toe wat water geeft. Elk jaar gaan duizenden chrysanten kapot omdat er na Allerheiligen niet meer naar omgekeken wordt.

Natuurlijk hoeft niemand meteen een heel kerkhof te restaureren, maar één graf, dat moet toch kunnen? Als elke lezer van dit bericht een klein plantje op een graf plant, dan heeft de natuur alweer wat aan terrein gewonnen. Want daar gaat het om: een kerkhof is een lap grond met heel wat mogelijkheden.

Je kunt daarbij het nuttige aan het aangename en het zorgzame koppelen. Nuttig: je bewijst de gemeente een dienst. Aangenaam: het is best prettig om op een mooie herfstdag bij een graf – zelfs al is het van een onbekende – te knielen. Zorgzaam: je zorgt voor dat plekje aarde, je brengt eer aan iemand die er niet meer is, en je zorgt ook een beetje voor jezelf.

Hoe kies je een graf? Maak het jezelf gemakkelijk en kies een graf op het dichtsbijzijnde kerkhof. Kies een graf dat er een beetje verwaarloosd uitziet, dan zie je snel resultaat. En maak geen onderscheid. Vraag je niet af of de overledene een belangrijk of een interessant persoon was, of het al of niet een goed mens was. De dood zelf maakt dat onderscheid ook niet.

20171010_145146

 

Het kerkhofplan

Glorianes is niet bepaald een toeristische trekpleister. Er passeren wel eens een paar doorwinterde wandelaars en af toe strijkt er een gezelschap autotoeristen neer. Dat zijn meestal gepensioneerden die zelf in de streek wonen en die nu eindelijk tijd hebben om afgelegen dorpen zoals Glorianes te verkennen. Lang blijven ze niet hangen, want behalve de kerk en het kerkhofje is er niet veel te zien.

De kerk kreeg onlangs een nieuwe deur en er zijn nog meer restauratieplannen. Momenteel krijgt het 17e-eeuwse retabel in afwachting van een heuse restauratie een behandeling om verdere aftakeling tegen te gaan.

Ook het kerkhof is aan restauratie toe. Ik was eerlijk gezegd een beetje gewend geraakt aan de wat kale aanblik van het veldje en aan de scheefgezakte kruisen. Maar deze zomer maakte een vriendin mij attent op de mogelijkheden om dit stille hofje wat op te fleuren. Er ging meteen een soort lichtje bij mij branden en kort daarna begon ik met hier en daar wat droog gras te verwijderen, en natuurlijke vetplantjes, heide en mossen in de plaats te planten.

Ik vertelde aarzelend aan een paar dorpsgenoten wat ik aan het doen was en iedereen reageerde enthousiast. Mijn plan groeide en ik diende een voorstel in bij het gemeentebestuur. En gisteravond kreeg ik groen licht om het kerkhof op te knappen. Mijn onkosten worden vergoed en ik mag een pakket struiken bestellen bij een pépinière die lokale planten kweekt.

Ik kan mijn geluk niet op. Niet alleen ga ik me de komende maanden mogen uitleven op dit stukje grond, de nieuwe bloemrijke begroeiing zal bovendien ten goede komen aan het voedselbos aan de overkant van de straat. Vlinders en bijen zullen hun hartje kunnen ophalen en ‘en passant’ het voedselbos bevruchten.

Dat is wat ik in het vorig bericht bedoelde met ‘over de omheining lonken’. Het voedselbos zou immers maar een zeer beperkte impact hebben als het binnen de omheining moet blijven. En na het kerkhof kom er misschien nog iets anders, maar voorlopig weet ik wat te doen.