Droogte 2

Sinds mijn vorige bericht, precies drie maanden geleden, heeft het drie keer geregend, waarvan één keer een hele nacht. Die ene keer heeft veel goedgemaakt, maar het blijft te weinig. Vooral omdat er zo goed als geen reserve is voor de komende zomer, die wellicht ook heet en droog zal zijn.

De dorpsbron geeft gelukkig nog water, maar het debiet is dramatisch verminderd. Elke maand klimt iemand van het dorp naar de kam om het debiet te meten en de filter te reinigen. Een jaar geleden duurde het 3 seconden om een beker van een halve liter te vullen, nu 20 seconden. Het water stroomt dus 7 keer trager uit de berg. Er is nog voldoende om alle huizen van water te voorzien, maar er is zo goed als geen overloop meer. Die overloop wordt normaal gebruikt om de moestuinen te bevloeien en de koeien en de schapen van drinkwater te voorzien.

Uit de dorpsfontein stroomt een dun straaltje water. Daarvan kan ik wat afnemen om de moestuin vochtig te houden. Maar ik bedek de grond met een dikke laag groenafval zodat de bodem minder snel uitdroogt en ik minder vaak moet gieten.

Als ik in de tuin sta, zie ik wel eens een auto bij de fontein stoppen. Mensen uit omliggende dorpen komen een paar bidons vullen. Ze komen meestal niet meer terug: de weg naar ons dorp is lang, smal en kronkelig en ze moeten veel geduld hebben, een bidon raakt maar langzaam vol. Ze komen wellicht uit Bouleternère of Corbère. Die dorpen haalden zelfs de Vlaamse pers omdat er geen drinkwater meer is.

Tijdens het Uur van de Aarde (Earth hour), op 25 maart deed ik samen met een aantal dichters het licht uit en schreef ik bij kaarslicht een gedicht. Ik beschrijf er mijn onrust in, mijn angst dat we het dorp zullen moeten verlaten, maar ik eindig met een sprankeltje hoop. En natuurlijk hoop ik dat het nooit zover zal komen, en geloof ik dat ook wel, als we allemaal samen voor de aarde zorgen.

Mijn gedicht is nu ook te lezen op de facebook pagina van Poets for the Planet (nadat het aanvankelijk door facebook geweigerd werd wegens het woord ‘naakte’).

de dorpsfontein

Droogte

Terwijl er in het noorden voor watersnood gevreesd wordt, baart de droogte ons hier zorgen. De wijnbouwers en de veetelers maken zich zorgen. Ik maak me ook zorgen want hoelang zal de dorpsbron water blijven geven? Zelfs de wilde dieren maken zich zorgen. Ze naderen steeds vaker het dorp. Het is al niet meer ongewoon om een vos of een das in de dorpskern op straat te zien lopen of een hert over een omheining te zien springen.

Vannacht heeft een dier zich te goed gedaan in mijn moestuin. Spinazie, venkelloof, zwarte radijsloof en veldsla zijn tot tegen de bodem afgeknabbeld.

Gelukkig houdt het dier (een hert of een gems?) blijkbaar niet van prei en kolen.

PS Vandaag, 17 januari, heeft het gelukkig een klein beetje geregend. Maar de wind droogt alles meteen weer op.

Zomerblues

Toen ik hier tien jaar geleden kwam wonen was ik een soort natuurbarbaar: ik kon geen cipres van een ceder onderscheiden en de enige vogelzang die ik herkende was de roep van een koekoek. Dat is intussen vanzelf veranderd, al ben ik nog steeds geen specialist.

De eerste jaren legde ik me toe op bospaddenstoelen, vooral de eetbare. Daarna op kruiden en bessen. Ik begon me stilaan voor bomen en veldbloemen te interesseren en de laatste jaren meer en meer voor de vogels die in de winter op mijn vensterbankje zonnebloempitten komen eten. 

Er bestaan apps (*) waarmee je flora en fauna kan identificeren en daar maak ik graag gebruik van. Dit jaar heb ik al veel plezier gehad van birdnet, waarmee je de zang van vogels kan opnemen en analyseren. Wanneer ik in mei en juni dan om zes uur wakker gekwetterd word, kan ik er al een paar herkennen.

Vandaag is het 1 juli en dat weten de vogels blijkbaar ook. Vanmorgen bleef het stil. Geen zwarte roodstaart of Europese kanarie, geen cirlgors, alleen wat zwak gepiep van een bergfluiter. Het overkomt me elk jaar opnieuw, ergens begin juli, dat ik op een dag wakker word en besef dat de vogels ermee opgehouden zijn. Het broedseizoen is dan voorbij, er is geen reden meer om te zingen en bovendien hebben de vogels energie nodig om te ruien, lees ik op een vogelwebsite.

Dat is allemaal heel begrijpelijk, maar toch word ik er elke keer weer door verrast en begin ik de dag dan met een sombere bui. Als ik niet uitkijk zit er een seizoensdepressie aan te komen. Er staan twee lange zomermaanden voor de deur, ze duren allebei 31 dagen. Pas in september kan ik naar de herfst beginnen uitkijken en met een beetje geluk, na de regens, op zoek gaan naar eekhoorntjesbrood, heksenboleten en parasolzwammen. Tot dan moet ik de zomer uitzitten, met hittegolven, droogte en muggenbeten. Daarom heb ik mijzelf de komende maanden heel veel werk gegeven, zodat ik overdag lekker kan binnenblijven. En de vogelzang, die zoek ik dan tijdens de avondwandeling op.

(*) Birdnet, Plantnet, iNaturalist e.a.

De onvermoeibare cirlgors – foto Jan Hendriks

Demografische verschuivingen

Ook in ons mini-dorp beweegt er soms wat.

Toen ik een paar dagen geleden, na (uitzonderlijk) drie weken in het noorden te zijn geweest, de berg op reed en wat later bij ons dorp aankwam, kreeg ik een lichte schok. Het mooie huis bij het begin van het dorp staat te koop. Ik wist dat er iets gaande was, maar ergens had ik gehoopt dat de zaken nog zouden keren.

De mensen die het huis tien jaar geleden kochten, arriveerden net als ik in augustus 2012 in het dorp. Het was een mooi jong paar, ze kregen een kind en ze trouwden zoals dat soms gaat. Ze scheidden, kregen nieuwe partners, maar ze bleven in het dorp wonen op een straat van elkaar. Nu staat het huis te koop.

Het zal wellicht nog een klein jaar duren vooraleer zij het dorp verlaten, we nemen ons voor om deze zomer toch samen een tien-jaren-feest te geven.

Gisteravond ging ik eitjes halen bij de burgemeester. Ze bood me een plaatselijk biertje aan en dat sloeg ik niet af. We deelden onze spijt over het vertrek van haar buren, en ook onze hoop dat er fijne mensen zouden komen wonen.

En toen kwam ze met verrassend nieuws. Een ander huis, wat verder buiten het dorp, werd onlangs verkocht aan een jong paar met een kindje. Celine was gaan kennismaken en was in de wolken. Leuke mensen!, zei ze. Van ons soort! (Wat dat ook moge zijn.) Ze willen varkens kweken!

Binnenkort hebben we dus koeien, schapen, kippen en varkens op de berg. Vegetariër worden is hier best lastig.

Dilemma

Katten kiezen zelf hun baasjes, zegt men, en bij mij is dat niet anders. Sterker nog, katten komen bij mij de baas spelen. Dat was zo met Zohra, een verdwaald kattenjong dat door een vriendin tijdelijk bij mij ondergebracht werd en uiteindelijk haar hele leven bleef. En ook met Sapphir die ik in huis nam zodat ze de laatste maanden van haar leven niet op straat hoefde door te brengen, maar uiteindelijk nog zes jaar bleef leven. En het is nu niet anders met Cacahuète die bij mij op het terras kwam wachten tot Sapphir haar laatste adem uitblies en vervolgens haar plaats innam. 

Eerst tolereerde ik hem, daarna voerde ik hem en tenslotte adopteerde ik hem, op voorwaarde dat hij op het terras in zijn eigen huisje bleef wonen. Dat kangoeroewonen ging prima tot ik merkte dat hij zwaarlijvig en passief werd, en met zijn achterpoten begon te slepen. Er waren verschillende pogingen voor nodig om hem naar de dierenarts te krijgen, ik bespaar jullie de gevechten, de kapotgetrapte transportkooi, en de zeer onaangename geuren tijdens de uiteindelijke rit naar de dierenarts. Daar was het verdict verbijsterend: Cacahuète heeft diabetes. Ik wist niet eens dat dat bij katten kan voorkomen. Ik ging naar huis met een dure zak aangepaste voeding, een flesje insuline en een doos injectienaalden. 

Na een paar weken bracht ik hem terug naar de dierenarts en vroeg ik haar om zijn leven te beëindigen. Ik had de indruk dat de behandeling niet aansloeg en dat hij leed. Bovendien was hij min of meer incontinent geworden en was mijn gezellige binnentuintje een kattenbak geworden. De dierenarts weigerde hem uit zijn lijden te verlossen, ze vond dat ik de behandeling meer tijd moest geven. Dat die behandeling ook nog eens een grote hap uit mijn budget nam, daar had ze geen oren naar. 

Ik besloot het een tijdje aan te zien. En dat tijdje duurt nu al een paar maanden. Cacahuète heeft zijn kangoeroewoning verlaten en woont nu bij mij in huis. Hij heeft met vallen en opstaan de kattenbak leren gebruiken, eet zonder klagen zijn suikervrije kattenkorrels, en vraagt twee keer per dag naar het insulinespuitje. Om zes uur miauwt hij mij uit bed, kort daarna zet hij mij aan het werk met de kattenbak. Als de zon schijnt wil hij naar buiten, als het koud is, twijfelt hij op de drempel en gaat vervolgens achterwaarts weer naar binnen. 

Kortom, hij is de baas. Ik ben aan handen en voeten aan hem gebonden en hij kost me stukken van mensen. En wat ik misschien nog wel het ergste vind, is dat hij een enorme hoop afval produceert: twee wegwerpspuiten -plus de verpakking- per dag, en twee loodzware zakken goed doordrenkt kattenzand per week. Ik vrees dat de man die op dinsdagochtend ons huisvuil ophaalt zich wel eens afvraagt wat er in die loodzware zakken zit. 

Maar… hij is wel de allerliefste, meest affectieve kat die ik ooit heb gehad. Hij kijkt me aan met grote verwonderde ogen, komt tegen mijn benen wrijven, gaat op zijn zwakke achterste poten tegen me aan staan en vraagt om op schoot te mogen zitten. Eens hij die plek verworven heeft, vlijt hij zich tegen me aan en duwt hij zijn kop in mijn hals of onder mijn arm. 

Op zulke momenten vergeet ik het slavenwerk, mijn krappe huishoudbudget, mijn beknotte vrijheid, het bedreigde klimaat en de arme vuilnisman. 

Vorige dinsdag kruiste ik toevallig die laatste toen ik terugkwam van mijn ochtendwandelingetje. Ik zag hem de zware zakken uit de container tillen. Hij vroeg niets, hij deed het gewoon. 

‘Merci beaucoup,’ zei ik.

‘De rien,’ zei hij met een grote glimlach.

Sindsdien is de balans in evenwicht, en blijft mijn dilemma gewoon een dilemma. 

In betere tijden, toen we nog kangoeroewoonden.
Territorium eindelijk verworven.

Gered

Volgens de virologen redden we levens door eenvoudigweg thuis te blijven. Dat is voor mij een kleine moeite. Elke avond, nadat ik mijn bed heb bedankt omdat het zo warm en zacht is, tel ik even na hoeveel levens ik alweer heb gered en zo val ik vlotjes in slaap. Soms droom ik dan over mensen die dankzij mij niet naar het ziekenhuis hoeven. In deze rare tijden zoek ik troost in kleine dingen. 

Deze week heb ik echt een paar levens gered. Niet door thuis te blijven maar juist door op stap te gaan. Net voor de duisternis zou invallen, en dat is al vroeg tegenwoordig, zou ik nog even naar het dennenbos wandelen om denappels te rapen. Eerst zag ik vlakbij huis twee loslopende ooien aan de straatkant staan. Ze stonden gemoedelijk te grazen en het leek me niet echt een gevaarlijke situatie, maar ik belde de boerin toch maar op. 

‘Tja,’ zei ze, ‘laat ze daar maar. Ik ben nu niet in het dorp, ik haal ze morgenvroeg wel op.’ 

Even later kruiste ik een terreinwagen met twee jagers. Ze stopten en vroegen of ik ‘du coin’ was. 

‘Ja,’ zei ik, na acht jaar en twee maanden mag ik wel zeggen dat ik van hier ben. 

Of ik wist dat er op de kam wilde honden rondliepen?

‘Nee,’ zei ik. 

‘Ze jagen de schapen op,’ zei de jager. (Ze waren zelf op Isards, Pyreneese gemzen, gaan jagen. Maar zij hebben een jachtvergunning en die honden niet.)

‘Kun je de boeren verwittigen?’, vroeg de jager. 

‘Zal ik meteen doen,’ zei ik en heel even vergat ik mijn onbegrip voor jagers, ik bedankte hen. 

‘Merde!’ riep de boerin uit, toen ik haar opnieuw belde.  Ze kon niet komen, ze was in een hoger gelegen gebied bij de koeien. 

‘Kun je de andere schapenfokkers niet bellen?’ vroeg ik, goed wetende dat ze niet de beste maatjes zijn. 

‘Zal ik doen,’ zei ze.  

Twee dagen later kwam de boerin mij bedanken. Na mijn telefoontje had ze de fokkers, die net als zij schapen op de bergkammen rond het dorp hebben lopen, opgebeld. Die waren in het donker de berg opgereden. Hun kudde was het meest getroffen, een paar dode schapen en meerdere gewond. In de kudde van de boerin waren ook een paar schapen gebeten. 

‘Maar het had veel erger kunnen zijn, als ze de hele nacht op de berg waren gebleven,’ zei ze. 

Het enige wat ik had gedaan was een telefoontje plegen, maar ze bedankte mij herhaaldelijk.

Levens redden, het is een beetje zoals schrijven. Je verdient er niets mee, maar het voelt wel goed. 

Intussen in Frankrijk – 23

Vrijdagavond werd eindelijk mijn Leonidasbestelling geleverd. De jongeman die het pakje bracht woont zelf in Perpignan en was blijkbaar nog nooit hier in de streek geweest.

‘Wat woont u afgelegen!’ zei hij, ‘Wat een avontuur om tot hier te geraken! Maar het is  wel mooi, het landschap lijkt wat op mijn geboorteland, de Dominicaanse republiek. Ik zou hier wel eens op vakantie willen komen, voor een week of zo. Maar niet langer.’

Dat heb ik nog gehoord. Ik voel me vaak bevoorrecht dat ik hier mag wonen, maar er zijn evengoed heel veel mensen die hier voor geen geld zouden willen wonen.

***

Een uurtje later bracht ik de pralines naar de familie die mijn boodschappen doet. Het was heel raar. Ik was er al meer dan zes weken niet meer geweest terwijl ik er vroeger bijna wekelijks langskwam. Het was onwennig om elkaar te begroeten zonder de eeuwige twee kussen uit te wisselen, al ben ik eigenlijk wel blij dat die gewoonte nu misschien verdwijnt.

Ik durfde eerst niet bij hen naar binnen te gaan, maar ze nodigden me uitdrukkelijk uit en wezen me een stoel. Daar zaten we dan, op afstand. À distance. Avec distanciation zeggen sommigen. Nog zo’n ongebruikelijk en eigenlijk totaal niet passend woord. Hopelijk geraakt het over afzienbare tijd weer in onbruik.

***

Na de dagenlange regen hebben we dit weekend twee mooie dagen gehad. Gisteren heb ik een deel van het pad van Colombe en Michel gelopen. En ik zag hun schaapjes grazen, bovenop de kam.

Ik voel me bijna bezwaard om hier een foto bij te plaatsen, maar het lijkt stilaan overal de goede kant op te gaan. Binnenkort mogen jullie ook weer op wandel.

20200426_111446

 

 

 

Intussen in Frankrijk -15

 

20200408_094735

Vandaag heb ik verdriet. Ja, verdriet, laat ik het maar met de naam noemen.

Nadat ik vanmorgen Cacahuète’s ontbijt had gegeven, bleef ik nog wat op het terras staan. Ik keek naar de dikke witte mist die zich als een deken over het dorp had gelegd en opeens rolden de tranen over mijn wangen.

Zo gaat dat met verdriet: het hangt al een paar dagen rond, weet zelf niet goed waar het vandaan komt en waar het naartoe wil, en plots vindt het een hendel, en hup, de sluizen gaan open.

De hendel is een datum. Begin april is voor mij een periode waarin herinneringen elkaar verdringen, waarin het water hoog staat.

Nadat ik de eerste golf met een grote zakdoek had opgevangen, zette ik een kop koffie en bekeek ik de e-mails en de WhatsApp berichten.

  • Mijn plaatselijke ‘bestie’ stelt voor om vandaag met elkaar te skypen.
  • Er is een lange e-mail van een vriendin waarvan ik aan de toon kan zien dat het vrij goed met haar gaat. Dat doet me plezier. Ze stuurt me bovendien een link naar een -voor mij- bijzonder troostend artikel.
  • Jérémy stuurt me een berichtje met de vraag of hij de naar het Frans vertaalde hoofdstukken van Colombe mag lezen.
  • Céline laat weten dat ze naar Prades gaat en vraagt of ze iets voor me mee kan brengen.
  • Een vriendin in A stuurt me een mooie schaduwfoto van zichzelf. Ik kijk ontroerd naar haar contouren.

Al die mensen hebben geen weet van de ‘hendel’, en weten dus niet hoe troostend hun berichten zijn.

Ik blijf maar huilen. Soms regent het toch ook een hele dag?

Tegelijk probeer ik mijn verdriet aan te kijken. Wie ben je en waar kom je vandaan?

Ik heb immers geen reden tot klagen. Ik leef in de best mogelijke omstandigheden, ik kan naar buiten wanneer ik wil. Eten en drinken wordt me gebracht.

Maar gisteren moest ik iets uit de auto halen en toen ik op de parking stond, kreeg ik een aanvechting om in te stappen, de sleutel in het contact te steken en weg te rijden. Gewoon ergens heen.

Toch is het niet die -hopelijk tijdelijke- vrijheidsbeperking die me verdrietig maakt.

Wat me doet huilen is wanhoop en machteloosheid. Ik maak me zorgen over de wereld. En dan heb ik nog niet eens kinderen. Hoe moeilijk moet het niet zijn, als je ook nog kinderen en kleinkinderen hebt? Want waar gaat dit naartoe?

Ik schaam me over de mensheid, over al dat knoeien, de gebrekkige, soms oneerlijke communicatie, de keer op keer verkeerde en vèrdragende beslissingen van mensen die het denken te weten.

Ik maak me zorgen over de mensen -en alle levende wezens- die het allemaal maar ondergaan, die nu al lijden, en over de toenemende armoede, die mensen tot wanhoop zal drijven. En over de machteloosheid die ik daarbij voel en zal blijven voelen.

Dat maakt me verdrietig.

Maar mijn tranen helpen niemand. Alleen mezelf. Ze luchten op en daarom mogen ze vandaag stromen.

Straks ga ik naar de moestuin. Ik probeer elke dag wat te zaaien. Vandaag worteltjes en radijsjes. En ik ga nadenken over vaste planten die ik nog kan installeren, zodat het voedselbos wat meer volume krijgt. Want dit is wat ik kan doen voor de aarde: goed voor haar zorgen, dankbaar gebruik maken van wat ze geeft en haar helpen om nieuw groen aan te maken. Voor mij, voor het dorp, en voor wie na mij hier ooit zal wonen.

20200408_121859