Droogte

Terwijl er in het noorden voor watersnood gevreesd wordt, baart de droogte ons hier zorgen. De wijnbouwers en de veetelers maken zich zorgen. Ik maak me ook zorgen want hoelang zal de dorpsbron water blijven geven? Zelfs de wilde dieren maken zich zorgen. Ze naderen steeds vaker het dorp. Het is al niet meer ongewoon om een vos of een das in de dorpskern op straat te zien lopen of een hert over een omheining te zien springen.

Vannacht heeft een dier zich te goed gedaan in mijn moestuin. Spinazie, venkelloof, zwarte radijsloof en veldsla zijn tot tegen de bodem afgeknabbeld.

Gelukkig houdt het dier (een hert of een gems?) blijkbaar niet van prei en kolen.

PS Vandaag, 17 januari, heeft het gelukkig een klein beetje geregend. Maar de wind droogt alles meteen weer op.

Buitenspelen

Tijdens de pandemie voelde ik me vooral machteloos en moedeloos, maar de nieuwe hindernissen, die maar op ons af blijven komen, lijken op een of andere manier mijn strijdvaardigheid aan te wakkeren.

Het begon met de calamiteiten die mijn moestuin tegen de vlakte sloegen. Het was juist die tegenslag die me opeens energie gaf om aan de slag te gaan.

Op dezelfde manier probeer ik nu naar de nieuwe uitdagingen te kijken. Er staat een winter voor de deur die niet comfortabeler zal zijn dan de vorige. Dat was nochtans het plan: ik zou een of twee nieuwe verwarmingstoestellen aankopen en een aangename en stabielere temperatuur in huis hebben. Maar mijn budget voor dit jaar is op onverklaarbare wijze geslonken, de energie- en andere prijzen zijn hier ook aan het stijgen, en toestellen aankopen en meer elektriciteit verbruiken is voorlopig niet aan de orde.

De oplossing waarop ik broed is: veel meer buiten spelen dan ik doorgaans in de winter doe. En wat kan ik zoal buiten doen? Wandelen, joggen, sprokkelen, de moestuin onderhouden, de wadi afwerken, het kerkhof verder opknappen, het dorp netjes houden enz. Ik hoef er niet lang over na te denken, er is genoeg te doen.

Het nieuwe is: mijn dag anders indelen:

  • Een beetje langer in bed blijven.
  • Na het opstaan meteen naar buiten gaan en een ochtendwandeling of -loopje doen.
  • Als ik dan goed opgewarmd ben nog even in de tuin gaan rommelen.
  • Vaste werkuren: twee tijdspannes per dag
  • Tussendoor naar buiten gaan
  • Avondwandeling en sprokkelen
  • Lezen in bed (met een warme kruik erbij)

Anders is: meer tijd buitenshuis doorbrengen, maar ook:  de (computer-)werktijd afbakenen en binnen die tijd beter focussen en dus sneller klaar zijn met de geplande taken.

Als dat lukt, zal ik minder elektriciteit en brandhout verbruiken en toch geen kou hebben. En ik kan nog een paar voordelen bedenken: de moestuin zal floreren en mijn conditie zal er wel bij varen.

Misschien lijkt dit makkelijk praten, ik woon immers in een omgeving die uitnodigt om naar buiten te gaan. Hoe zou ik het doen als ik in de stad zou wonen? Ik denk dat ik meer zou wandelen en fietsen en ik zou stiekem een stukje grond in een park of op een kerkhof adopteren en dat netjes houden en er misschien wel iets planten, of er in ieder geval de natuur gaan observeren met PlantNet en BirdNet.

Is dat een naïeve gedachte? Op welke manier zouden jullie deze winter wat meer gaan buitenspelen?

Veerkracht

Veerkracht kun je leren. En wel van de natuur. De voorbije hagelstorm heeft dat weer eens aangetoond.

De délice du jardinier/gardeners delight heeft zich stevig herpakt en geeft opnieuw tomaatjes.

De gele courgette heeft heel erg haar best gedaan, maar het is bij een paar nieuwe bladeren en één kleine courgette gebleven.

De geknakte preien staan weer mooi recht.

En zelf heb ik van de nood een deugd gemaakt en de tuin heringericht.

En ook in het getergde bos gebeurt er wat.

Vorst, droogte, hagel

Eén extreme vriesnacht zorgde er dit voorjaar voor dat een aantal bomen hun jonge blaadjes en de meeste bloesems verloren. De treurwilg herpakte zich, de kerselaars ook, de appel- en perenbomen droegen duidelijk minder vruchten dan vorig jaar, de kriekenboom sloeg het seizoen over, de vijgenbomen deden hun best.

Dan kwam de droogte. Al het fruit viel voortijdig af. Dit jaar geen appels, zelfs geen appelmoes van wormstekig fruit. De druiven verdrogen aan de struik, de vijgen doen nog steeds hun best.

Eergisteren kregen we een hagelbui. De tweede dit jaar, maar dit was eerder een storm dan een bui. Ik was zelf niet in het dorp, ik reed ergens in de buitenkant van de storm, kreeg alleen veel regen en wat hagel op mijn dak. Maar toen ik de berg opreed zag ik meteen de ravage: langs de kant van de weg lagen hopen ijs, en de asfaltweg was op veel plaatsen bedekt met een dikke laag bladeren. Ik reed naar het dorp over een krakend tapijt. Aangekomen haastte ik me naar binnen. Ook op de binnenkoer lagen hopen ijs.

De volgende dag ging ik de schade opmeten. Van mijn moestuin blijft niets over. Tomaten- en courgetteplanten zijn zwaar beschadigd, benieuwd of ze het nog redden. De preiplantjes zijn uitgerafeld, de verse kruiden liggen op de grond, zelfs de indrukwekkende bloemen van de topinamboers zijn onthoofd. De bladeren van de vijgenbomen vertonen grote gaten. De vruchten, de kastanjes en de noten zijn bijna allemaal afgevallen.

Bij de buren is het al even erg, of nog erger want zij hadden dit jaar veel meer geplant dan ik. Zij zaten in het oog van de storm en zijn nog steeds onder de indruk.

‘Het lijkt wel automutilatie van de aarde,’ zeg ik, ‘de droogte, de branden, de overstromingen en nu dit…’
‘De aarde wil zich van ons ontdoen,’ zegt de buurvrouw bitter.

Hopelijk geeft de aarde ons nog een kans.
Morgen ga ik nieuw plantgoed voor de wintertuin kopen.

Wadi

Mijn verwachting dat deze zomer lang en heet zou zijn is uitgekomen. De eerste weken hield ik me stil bezig met het schrijfwerk dat ik gepland had. Half juli herontdekte ik het meer van Vinça en voerde ik regelmatige zwembeurten in. Ik vond ook wat afwisseling, beweging en plezier in het bijna dagelijks water geven aan de moestuin en het kerkhof. Maar tegelijk groeide de ongerustheid over de droogte. Wat als de dorpsbron zou droogvallen?
Ik herinnerde mij verhalen over hele beschavingen die uitstierven als gevolg van het opdrogen van bronnen. Ik zag me al wegtrekken met achter mij de barstende grond en de instortende huizen.

De moestuin, het voedselbos in spe, lag er dor en verwaarloosd bij. Het was te warm om te wieden en ik vroeg me af of wieden wel een goed idee was. Ik begon ook te twijfelen of dagelijks gieten wel goed voor de planten was. Ik bedacht dat ik mijn werkwijze moest herzien en richtte me tot Google. Daar leerde ik dat je beter een paar keer per week royaal water geeft dan dagelijks te gieten. Ik dacht al dat ik verkeerd bezig was.

Verder zoekend naar inspirerende ideeën, vond ik de wadi. De wadi is een plek in je tuin waar je het regenwater opvangt en dat langzaam laat infiltreren in de bodem. Ik vond een paar handleidingen en het leek me niet eens moeilijk: ik zou een soort vijvertje graven, de bodem bedekken met stenen en een greppel maken vanaf de hoger gelegen straat, zodat bij plensbuien of nog beter, langdurige regens zoals we die vorige winter hadden, het water naar de wadi kan stromen.

Nog dezelfde avond begon ik eraan. Het gebied waar de wadi zou komen was snel afgebakend: de plek waar ik net de aardappelen had gerooid. Ik zou ook al eens proberen of ik de grond tegen de helling gemakkelijk los kon krabben om er een greppel te maken. Dat ging onverwacht vlot en nog voor het donker werd had ik een kanaaltje.

Vanmorgen vroeg ben ik begonnen met de grond in de wadi uit te steken. Ik geef mezelf alle tijd want het zal nog even duren eer het gaat regenen. Tegelijk geef ik de hele moestuin een opknapbeurt. Ik bekijk hem nu immers met andere ogen. Ik verplaats de vierkante bakken die niet in gebruik zijn, naar plekken dichter bij de wadi en vul ze met de uitgegraven grond. Daarin ga ik wintergroenten en kruiden zaaien en planten.

Ik weet niet of de wadi een succes gaat worden, maar ik wil het graag proberen, al was het maar om de energie en de hoop die vrijkomt als je een nieuw project hebt.

Vanuit de tuin, de plek waar de wadi moet komen
Vanaf de straatkant

Een zomer als (g)een ander

En opeens is het september, zelfs bijna half september, zelfs bijna oktober, al bijna najaar dus. De zomer schoof onder ons door en liet niet veel na. Er waren minstens evenveel grijze dan zonnige dagen, er kwam maar geen regen, de bijen hadden honger, in de tuin groeide zelfs het onkruid niet.

Alleen in de tuin van de burgemeester staan dit jaar opvallend veel en grote zonnebloemen. En wie dichterbij gaat kijken ziet er meer eetklare groenten dan er in het winkeltje van de groenteboer van Joch te koop zijn. Zij heeft als enige van het dorp de droogte verslagen door een ingenieus bewateringssysteem in haar tuin te installeren. Ze is niet voor niets burgemeester, ze is de slimste, de meest ondernemende en de handigste van het dorp. Ze deelt eieren en komkommers uit want haar kippen krijgen elke dag groenvoer en de komkommers groeien haar boven het hoofd.

Er heerst geen honger in ons dorp. Maar er zijn kleine en grotere ‘kwesties’ zoals overal waar mensen leven. En het wereldnieuws deed er nog een duit bovenop.

Wil ik deze zomer dan zo snel mogelijk vergeten? Ach nee, er waren ook mooie dingen. Zo stonden er op een dag twee nieuwe picknicktafels naast de pétanquebaan. Ik vond genoeg vrijwilligers om de fontein een jaarlijkse poetsbeurt te geven. Daarna speelden we een partijtje jeu de boules en aten we samen aan de nieuwe tafels.

De groep Paradaïka, waarvan de klarinettist een dorpsgenoot is, gaf een gedenkwaardig concert. Er werd tot aan het ochtendgloren gedanst, gedrumd en trompet gespeeld en niemand van de afwezigen heeft geklaagd.

Zelf ben ik deze zomer niet altijd even voorzichtig geweest, maar wel gezond gebleven. Ik genoot een paar weken van aangenaam gezelschap en besefte ook weer hoe ik, net als Tjitske Jansen in het gedicht Liefste, graag alleen ben.

Paradaïka op ons dorpsplein

Buurman

Buurman

Mijn moestuin ligt ongeveer in het midden van het dorp, recht tegenover het kerkhof en naast de pétanquebaan en toen ik gisteren wat munt ging halen voor de taboulé die ik aan het maken was, hoorde ik opeens mijn naam roepen. Dat alleen al was een uitzonderlijke gebeurtenis in ons stille dorp. En toen ik omkeek, zag ik tot mijn verbazing mijn teruggekeerde buurman op me afkomen. 

Hij zei heel vriendelijk goeiedag en vroeg hoe het was. 

‘Ça va bien, merci,’ zei ik, ‘et toi, comment vas-tu ?’ vroeg ik wat verbouwereerd. 

Met hem ging het ook goed en hij vroeg hoe het met de tuin ging. 

‘Minder goed, dit jaar,’ zei ik, wijzend naar de takjes pepermunt in mijn hand, zowat het enige wat er deze dagen te oogsten valt. 

‘Hoe komt het?’ vroeg hij. En voor ik het goed en wel besefte waren we in een gesprek verwikkeld over de koude lente, de kwakkelende zomer, de nood aan licht voor zaailingen, en het belang van goede potgrond. Alsof hij nooit was weggeweest en alsof we ooit tuinmaten waren geweest. 

Na een minuut of tien rondde ik het gesprek af met de mededeling dat ik het middageten ging klaarmaken. Hij wenste mij smakelijk eten maar wilde toch nog weten of ik nog last had gehad van het geluidsysteem dat muizen moet weghouden in zijn huis. 

‘Nee,’ zei ik, ‘het is me niet meer opgevallen.’ Nadat hij de eerste keer vertrokken was, stond de zoemtoon vrij hard en toen ik hem het jaar daarop terugzag, had ik gevraagd om het zachter te zetten. 

‘Weet je,’ zei hij, ‘ik heb dat echt geïnstalleerd om de muizen weg te houden, niet om jou te ambeteren.’

‘Natuurlijk,’ zei ik, ‘dat weet ik wel.’

Terug thuis had ik spijt dat ik het gesprek zo snel beëindigd had. Alle vragen die ik had, waren onbeantwoord gebleven: waar hij nu woont, wat hij daar doet, of hij daar gelukkig is en of hij ons dorp niet mist. Ik kan er maar een klein beetje naar raden: het leek me overduidelijk dat hij blij is om hier terug te zijn. 

Het is nu afwachten naar een volgende gelegenheid. Als die er nog komt. 

Buren

Ons dorp is zo klein dat we allemaal buren van elkaar zijn. Alleen de boerderij ligt op een kilometer van het dorpsplein. En op de weg naar het dal staat na drie kilometer ook een bewoond huis dat nog bij het dorp hoort. 

Het huis dat aan het mijne grenst is al een tijd niet meer het hele jaar door bewoond. De eigenaars verhuisden vier jaar geleden naar de V.S.

Het waren, eerlijk gezegd, geen hartelijke buren. Ik deed erg mijn best om een goede buurvrouw te zijn, nodigde hen een paar keer uit en ging er ook wel eens op de koffie. Maar de gesprekken verliepen stroef en verder dan het krappe keukentje dat op het gemeenteplein uitgeeft, kwam ik niet. 

Op een dag was ik aan de overkant van het plein onkruid aan het wieden op de trappen van de gîte communale. Ik zag mijn buren hun huis uitkomen en allerlei dingen verplaatsen in de tuin. Ik zwaaide, maar ze zwaaiden niet terug. 

De volgende dag waren hun luiken dicht en was de auto, die altijd op het gemeenteplein geparkeerd stond, weg. De luiken bleven gesloten, de auto kwam niet terug.

Pas na een maand kwam ik erachter dat ze voorgoed vertrokken waren. De factrice zei me dat hun post doorgestuurd werd naar het adres van de ouders van de buurman. Een dorpsgenote deed wat speurwerk en ontdekte via facebook dat ze in Chicago woonden, waar de buurvrouw oorspronkelijk vandaan kwam. Dat ze niet eens afscheid hadden genomen hadden deed toch een beetje pijn. 

Nu is de buurman terug. Ik hoor hem stofzuigen, dat zal wel nodig zijn na twee jaar afwezigheid. Ik hoor hem maaien in zijn verwilderde tuin. Ik hoor geen stemmen. Blijkbaar is hij alleen. Misschien komen vrouw en kind later. Zoals in de zomer van 2019. Toen bracht ik hen een bakje aardappelen en groenten uit mijn moestuin. 

Dit jaar heb ik nog geen toonbare groenten. En misschien maar beter zo. 

Intussen in Frankrijk… 29

… lijken de Fransen er nog vrij gerust in. Ze blijven ‘se faire la bise’ alsof er niets aan de hand is. Mij niet gezien.

… kreeg ik bezoek uit België en werd mijn huis aan de buitenkant door hen helemaal opgefrist.

… en ging ik na weken zona/sofa, met de hulp van Els en Lydia, terug aan de slag in de moestuin.

… durf ik niet meer te gaan zwemmen in het meer van Vinça, te veel zonners, te veel zwemmers.

… werkte ik met illustratrice Gerd in onze gemeentelijke gîte aan een prentenboek.

… ging ik naar een c-proof miniconcert in de ‘grange’ van onze burgemeester.

… ga ik nu elke zaterdag gemaskerd naar de markt in Prades.

… maar blijf ik verder zoveel mogelijk op de berg.

… werd mijn moestuin uitgeroepen tot ‘le plus beau jardin, un vrai jardin de curé!’ door onze lieftallige factrice, die dagelijks heel wat tuinen ziet.

… hebben we sinds twee weken een officiële petanquebaan.

… hoop ik dat de dertigste ‘intussen’ de laatste mag zijn.

20200801_181034

 

20200729_194753

20200729_195007