‘Gaat u wel naar Perpignan?’ vroeg ik, ‘De bus stopt anders altijd aan de overkant.’
‘Dat hangt af van de chauffeur,’ zei de chauffeur, ‘ik stop altijd op de officiële stopplaats en die is hier, aan deze kant van de straat.’
Hij beantwoordde mijn vraag geduldig en zelfs vriendelijk.
‘Leg uw koffer maar op een zitplaats,’ zei hij nog en hij vertrok richting Prades. Bij de hoofdweg keerde hij gelukkig naar rechts, richting Perpignan.
Enigszins gerustgesteld liet ik me achterover zakken in mijn stoel, maar na een tijdje toog mijn fantasie aan het werk. Vanop mijn plaats kon ik de man observeren, hij had een fijn gezicht, hij droeg een bril op zijn spitse neus en hij glimlachte. Hij glimlachte door de grote voorruit van de bus, naar niemand, naar de straat. Hij glimlachte gewoon voor zich uit.
Alsof hij iets in gedachten had. Alsof hij iets van plan was, begon ik te denken. En ik zag me al samen met de andere passagiers ontvoerd en gegijzeld in een van de dorpen tussen Vinça en Perpignan.
Hij reed het eerste dorp in. Toen herinnerde ik mij dat de laatste bus op vrijdagavond geen expressbus is. Hij zou alle twaalf dorpen tussen Vinça en Perpignan aandoen. En dat deed hij. Hij stopte overal. En alle mensen die opstapten kregen een vriendelijk ‘bonsoir’ en soms nog een paar woordjes daarbovenop.
‘Koud hé? Oui, ça caille. Installez-vous, il fait bien chaud ici.’
In het vijfde dorp zette hij de bus aan de kant en stond op. Hij wendde zich tot het gezinnetje achter mij, een moeder met drie kinderen.
‘Il est malade le petit ? Il a vomi ?’
Hij opende een koffer boven één van de stoelen, haalde uit een rugzak een plastic zakje en gaf het aan het kind.
‘Tiens, mon petit, als je nog moet overgeven, doe het dan in dit zakje.’
En tot de moeder: ‘Dat mag u altijd vragen, mevrouw, als er eentje ziek is. N’hésitez pas.’
We reden verder. Het bleef stil achter mij. De chauffeur glimlachte verder de nacht in. Hij bleef glimlachen tot de eindhalte.
‘Terminus!’ riep hij vrolijk.
Hij stopte de bus, opende de deuren en riep de reizigers die vooraan wilden uitstappen een halt toe.
‘Eerst even de koffer van deze mevrouw naar beneden brengen.’ En hij tilde mijn zware koffer van de stoel en bracht hem naar de straat.
Terwijl ik controleerde of ik niets vergeten had, stapten de anderen af. Ik keek op naar de bus en zag de chauffeur door de middengang lopen en de plaats waar het zieke jongetje gezeten had, schoonmaken. Daarna ging hij weer in de chauffeursstoel zitten. Hij glimlachte nog steeds.
Voor ik het station inliep, ging ik nog even bij de deur van de bus staan.
‘Monsieur, vous êtes très gentil,’ zei ik wat onhandig.
Hij glimlachte.
‘Bonne soirée,’ zei hij.
De rest van de avond bleef ik aan hem denken. Die man was ronduit gelukkig, dacht ik. Misschien had hij net een nieuwe baan en genoot hij van zijn eerste ritten.
Of misschien is hij verliefd. Ik stelde me voor hoe hij zijn bus naar de standplaats zou brengen en vandaar naar huis zou gaan, waar iemand op hem wachtte. Dat moest het zijn.
Of zouden sommige mensen gewoon heel vriendelijk van nature zijn?
Ja, die zijn er, en wat een inspiratie vormen zij voor anderen! Leuke blogpost, met plezier gelezen.
LikeLike
Misschien doet hij regelmatig Heartfulness meditatie 🙂
LikeGeliked door 1 persoon
En jij hebt zo’n zeldzaam exemplaar ontmoet, Chris. Wat een fijn verhaal!
LikeLike
Mooi 🙂
LikeLike