Boekvoorstelling II

Een weekje na Ninove, volgt een presentatie in de kunstacademie van Geraardsbergen.

Ook Geraardsbergen komt voor in mijn roman. Bovendien ontmoette ik daar in 2012 een man die in de jaren vijftig leerjongen was bij mijn grootvader, de toenmalige stationschef van Zandbergen. Hij vertelde mij de stationscène en die scène hielp me op dreef met het schrijven van de uiteindelijke versie van Het huwelijk.

Een aantal leerlingen van het domein Woord van de kunstacademie zullen fragmenten uit Het huwelijk voordragen.

Hartelijk dank aan Kristien Van Damme en Lut Verstappen om deze extra presentatie mogelijk te maken.

Uit in Ninove en omstreken

Voor de lieve mensen die van verderaf gelegen contreien naar mijn boekvoorstelling in Ninove komen heb ik een paar tips om de rest van die zondag daar aangenaam door te brengen.

De presentatie van mijn roman Het huwelijk begint om 11u. De stad Ninove biedt een drankje aan zodat we eindigen rond 13 u.

Heb je niet veel tijd maar wil je toch nog een extra vleugje cultuur, maak dan een ommetje langs de abdijkerk van Ninove. Ik was er onlangs en kon mijn ogen niet geloven. De donkere, koude kerk waar ik ooit gedoopt werd, mijn eerste en plechtige communie deed en er zelfs heel jong trouwde, is nu een stralende ruimte vol prachtig gerestaureerde kunstwerken. Absoluut de moeite waard.

Kijk je uit naar een zondagse lunch na de voorstelling, dan zijn hier een paar door vrienden aanbevolen adresjes:

Casa Buscemi, lekker en gezellig Siciliaans restaurant in centrum Ninove

Table Onze, klassieke keuken, centrum Ninove

Suskewiet, lekkere keuken, vooral vleesgerechten, in Grimminge (op 4km van Appelterre), gezellig kader

Het Bruggenhuis, eet- en praatcafé aan de Dender, voorbij Geraardsbergen, in Overboelare

’t Hof Schuurke, gezellig praat- en eetcafé in Mere, heerlijke spaghetti

En wil je na de middag wandelen of fietsen dan vind je tal van mogelijkheden op de website van de toeristische dienst van Ninove.

Daar vond ik o.a. dit aanbod op zondag 23 oktober: Wandeling in en om het stiltegebied in Denderwindeke op zondag 23 oktober om 14 u.

Een bijzondere plek om te overnachten is Hof Anghereel in Appelterre.

Buitenspelen

Tijdens de pandemie voelde ik me vooral machteloos en moedeloos, maar de nieuwe hindernissen, die maar op ons af blijven komen, lijken op een of andere manier mijn strijdvaardigheid aan te wakkeren.

Het begon met de calamiteiten die mijn moestuin tegen de vlakte sloegen. Het was juist die tegenslag die me opeens energie gaf om aan de slag te gaan.

Op dezelfde manier probeer ik nu naar de nieuwe uitdagingen te kijken. Er staat een winter voor de deur die niet comfortabeler zal zijn dan de vorige. Dat was nochtans het plan: ik zou een of twee nieuwe verwarmingstoestellen aankopen en een aangename en stabielere temperatuur in huis hebben. Maar mijn budget voor dit jaar is op onverklaarbare wijze geslonken, de energie- en andere prijzen zijn hier ook aan het stijgen, en toestellen aankopen en meer elektriciteit verbruiken is voorlopig niet aan de orde.

De oplossing waarop ik broed is: veel meer buiten spelen dan ik doorgaans in de winter doe. En wat kan ik zoal buiten doen? Wandelen, joggen, sprokkelen, de moestuin onderhouden, de wadi afwerken, het kerkhof verder opknappen, het dorp netjes houden enz. Ik hoef er niet lang over na te denken, er is genoeg te doen.

Het nieuwe is: mijn dag anders indelen:

  • Een beetje langer in bed blijven.
  • Na het opstaan meteen naar buiten gaan en een ochtendwandeling of -loopje doen.
  • Als ik dan goed opgewarmd ben nog even in de tuin gaan rommelen.
  • Vaste werkuren: twee tijdspannes per dag
  • Tussendoor naar buiten gaan
  • Avondwandeling en sprokkelen
  • Lezen in bed (met een warme kruik erbij)

Anders is: meer tijd buitenshuis doorbrengen, maar ook:  de (computer-)werktijd afbakenen en binnen die tijd beter focussen en dus sneller klaar zijn met de geplande taken.

Als dat lukt, zal ik minder elektriciteit en brandhout verbruiken en toch geen kou hebben. En ik kan nog een paar voordelen bedenken: de moestuin zal floreren en mijn conditie zal er wel bij varen.

Misschien lijkt dit makkelijk praten, ik woon immers in een omgeving die uitnodigt om naar buiten te gaan. Hoe zou ik het doen als ik in de stad zou wonen? Ik denk dat ik meer zou wandelen en fietsen en ik zou stiekem een stukje grond in een park of op een kerkhof adopteren en dat netjes houden en er misschien wel iets planten, of er in ieder geval de natuur gaan observeren met PlantNet en BirdNet.

Is dat een naïeve gedachte? Op welke manier zouden jullie deze winter wat meer gaan buitenspelen?

Veerkracht

Veerkracht kun je leren. En wel van de natuur. De voorbije hagelstorm heeft dat weer eens aangetoond.

De délice du jardinier/gardeners delight heeft zich stevig herpakt en geeft opnieuw tomaatjes.

De gele courgette heeft heel erg haar best gedaan, maar het is bij een paar nieuwe bladeren en één kleine courgette gebleven.

De geknakte preien staan weer mooi recht.

En zelf heb ik van de nood een deugd gemaakt en de tuin heringericht.

En ook in het getergde bos gebeurt er wat.

Afscheid van een muze

Dinsdag was het de laatste werkdag van Marie, onze geweldige factrice. Het halve dorp verwelkomde haar op het dorpsplein met koffie en taart. Ze was in tranen en ik ook.

Marie stond model voor het personage Louise in mijn blovel Chris! die ik in 2019 online, in afleveringen, publiceerde.

Ik denk erover om de blovel om te werken tot een novel, een roman, en zo Marie/Louise te vereeuwigen.

Onze burgemeester overhandigde haar een cadeau van ons allemaal.
Het halve dorp dus.

Vorst, droogte, hagel

Eén extreme vriesnacht zorgde er dit voorjaar voor dat een aantal bomen hun jonge blaadjes en de meeste bloesems verloren. De treurwilg herpakte zich, de kerselaars ook, de appel- en perenbomen droegen duidelijk minder vruchten dan vorig jaar, de kriekenboom sloeg het seizoen over, de vijgenbomen deden hun best.

Dan kwam de droogte. Al het fruit viel voortijdig af. Dit jaar geen appels, zelfs geen appelmoes van wormstekig fruit. De druiven verdrogen aan de struik, de vijgen doen nog steeds hun best.

Eergisteren kregen we een hagelbui. De tweede dit jaar, maar dit was eerder een storm dan een bui. Ik was zelf niet in het dorp, ik reed ergens in de buitenkant van de storm, kreeg alleen veel regen en wat hagel op mijn dak. Maar toen ik de berg opreed zag ik meteen de ravage: langs de kant van de weg lagen hopen ijs, en de asfaltweg was op veel plaatsen bedekt met een dikke laag bladeren. Ik reed naar het dorp over een krakend tapijt. Aangekomen haastte ik me naar binnen. Ook op de binnenkoer lagen hopen ijs.

De volgende dag ging ik de schade opmeten. Van mijn moestuin blijft niets over. Tomaten- en courgetteplanten zijn zwaar beschadigd, benieuwd of ze het nog redden. De preiplantjes zijn uitgerafeld, de verse kruiden liggen op de grond, zelfs de indrukwekkende bloemen van de topinamboers zijn onthoofd. De bladeren van de vijgenbomen vertonen grote gaten. De vruchten, de kastanjes en de noten zijn bijna allemaal afgevallen.

Bij de buren is het al even erg, of nog erger want zij hadden dit jaar veel meer geplant dan ik. Zij zaten in het oog van de storm en zijn nog steeds onder de indruk.

‘Het lijkt wel automutilatie van de aarde,’ zeg ik, ‘de droogte, de branden, de overstromingen en nu dit…’
‘De aarde wil zich van ons ontdoen,’ zegt de buurvrouw bitter.

Hopelijk geeft de aarde ons nog een kans.
Morgen ga ik nieuw plantgoed voor de wintertuin kopen.

Wadi

Mijn verwachting dat deze zomer lang en heet zou zijn is uitgekomen. De eerste weken hield ik me stil bezig met het schrijfwerk dat ik gepland had. Half juli herontdekte ik het meer van Vinça en voerde ik regelmatige zwembeurten in. Ik vond ook wat afwisseling, beweging en plezier in het bijna dagelijks water geven aan de moestuin en het kerkhof. Maar tegelijk groeide de ongerustheid over de droogte. Wat als de dorpsbron zou droogvallen?
Ik herinnerde mij verhalen over hele beschavingen die uitstierven als gevolg van het opdrogen van bronnen. Ik zag me al wegtrekken met achter mij de barstende grond en de instortende huizen.

De moestuin, het voedselbos in spe, lag er dor en verwaarloosd bij. Het was te warm om te wieden en ik vroeg me af of wieden wel een goed idee was. Ik begon ook te twijfelen of dagelijks gieten wel goed voor de planten was. Ik bedacht dat ik mijn werkwijze moest herzien en richtte me tot Google. Daar leerde ik dat je beter een paar keer per week royaal water geeft dan dagelijks te gieten. Ik dacht al dat ik verkeerd bezig was.

Verder zoekend naar inspirerende ideeën, vond ik de wadi. De wadi is een plek in je tuin waar je het regenwater opvangt en dat langzaam laat infiltreren in de bodem. Ik vond een paar handleidingen en het leek me niet eens moeilijk: ik zou een soort vijvertje graven, de bodem bedekken met stenen en een greppel maken vanaf de hoger gelegen straat, zodat bij plensbuien of nog beter, langdurige regens zoals we die vorige winter hadden, het water naar de wadi kan stromen.

Nog dezelfde avond begon ik eraan. Het gebied waar de wadi zou komen was snel afgebakend: de plek waar ik net de aardappelen had gerooid. Ik zou ook al eens proberen of ik de grond tegen de helling gemakkelijk los kon krabben om er een greppel te maken. Dat ging onverwacht vlot en nog voor het donker werd had ik een kanaaltje.

Vanmorgen vroeg ben ik begonnen met de grond in de wadi uit te steken. Ik geef mezelf alle tijd want het zal nog even duren eer het gaat regenen. Tegelijk geef ik de hele moestuin een opknapbeurt. Ik bekijk hem nu immers met andere ogen. Ik verplaats de vierkante bakken die niet in gebruik zijn, naar plekken dichter bij de wadi en vul ze met de uitgegraven grond. Daarin ga ik wintergroenten en kruiden zaaien en planten.

Ik weet niet of de wadi een succes gaat worden, maar ik wil het graag proberen, al was het maar om de energie en de hoop die vrijkomt als je een nieuw project hebt.

Vanuit de tuin, de plek waar de wadi moet komen
Vanaf de straatkant

Zomerblues

Toen ik hier tien jaar geleden kwam wonen was ik een soort natuurbarbaar: ik kon geen cipres van een ceder onderscheiden en de enige vogelzang die ik herkende was de roep van een koekoek. Dat is intussen vanzelf veranderd, al ben ik nog steeds geen specialist.

De eerste jaren legde ik me toe op bospaddenstoelen, vooral de eetbare. Daarna op kruiden en bessen. Ik begon me stilaan voor bomen en veldbloemen te interesseren en de laatste jaren meer en meer voor de vogels die in de winter op mijn vensterbankje zonnebloempitten komen eten. 

Er bestaan apps (*) waarmee je flora en fauna kan identificeren en daar maak ik graag gebruik van. Dit jaar heb ik al veel plezier gehad van birdnet, waarmee je de zang van vogels kan opnemen en analyseren. Wanneer ik in mei en juni dan om zes uur wakker gekwetterd word, kan ik er al een paar herkennen.

Vandaag is het 1 juli en dat weten de vogels blijkbaar ook. Vanmorgen bleef het stil. Geen zwarte roodstaart of Europese kanarie, geen cirlgors, alleen wat zwak gepiep van een bergfluiter. Het overkomt me elk jaar opnieuw, ergens begin juli, dat ik op een dag wakker word en besef dat de vogels ermee opgehouden zijn. Het broedseizoen is dan voorbij, er is geen reden meer om te zingen en bovendien hebben de vogels energie nodig om te ruien, lees ik op een vogelwebsite.

Dat is allemaal heel begrijpelijk, maar toch word ik er elke keer weer door verrast en begin ik de dag dan met een sombere bui. Als ik niet uitkijk zit er een seizoensdepressie aan te komen. Er staan twee lange zomermaanden voor de deur, ze duren allebei 31 dagen. Pas in september kan ik naar de herfst beginnen uitkijken en met een beetje geluk, na de regens, op zoek gaan naar eekhoorntjesbrood, heksenboleten en parasolzwammen. Tot dan moet ik de zomer uitzitten, met hittegolven, droogte en muggenbeten. Daarom heb ik mijzelf de komende maanden heel veel werk gegeven, zodat ik overdag lekker kan binnenblijven. En de vogelzang, die zoek ik dan tijdens de avondwandeling op.

(*) Birdnet, Plantnet, iNaturalist e.a.

De onvermoeibare cirlgors – foto Jan Hendriks